Slider09
Slider08
Slider07
Slider06
Slider05
Slider04
Slider03
Slider02
Slider01
previous arrow
next arrow

BELLO TOUR

BELLO TOUR 2008 BREGENZ – VICENZA IN 6 DAGEN Dag 0, vrijdag 4 juli 2008 Eén Bello bus en twee personenauto’s rijden vandaag naar Bregenz voor de Bello tour 2008. Organisatie en voorbereiding zijn in handen geweest van Coen, Ferry en Wiebe. Maandenlang is er aan gepuzzeld aan het parcour en is er gezocht naar de juiste verblijven om ’s avonds de Bello’s te ontvangen. Afgelopen week zijn alle tassen en fietsen weer afgeleverd op het adres van Wiebe, waar de garage dan de omvang van de expeditie bloot geeft. De bus is opgehaald bij de verhuurder en weer professioneel ingericht tot tour-volgwagen. Er kan geladen worden. Dit onttrekt zich aan het gezicht van de overige Bello rijders. Wij weten dat de organisatie niets aan het toeval overlaat en dat het welslagen van onze tour hier niet aan zal liggen. Fred en Wim zullen Frank ophalen en samen zullen zij naar het Zwarte Woud rijden waar ze Rijck en Erik zullen treffen. Rijck en Erik hebben hier een aantal dagen gefietst. Voor Erik zit het er op, Rijck sluit aan bij de Bello tour. Ook de Bello bus heeft bestemming Zwarte Woud, gemend door Rocus en Wiebe. Fietsen worden overgepakt en vanaf hier en dit moment zal Wim de beheerder/chauffeur van de bus zijn en tevens fourageur/verzorger van de Bello’s. De laatste auto wordt bezet door Coen, Ferry, Arne en Maarten, die direct koers zetten richting Bregenz. In Gasthof Hotel Lamm treffen we elkaar en drinken we mooie tocht en het uitblijven van valpartijen en ongelukken. Dag 1, zaterdag 5 juli 2008 ’s Morgens heft Wim de barricade op die is opgeworpen voor de kanteldeur van de garage waarin onze fietsen zijn gestald. De barricade werd gevormd door de Ford Transit in Bello kleuren strak tegen de deur te parkeren. De banden zijn hard, evenals de wil om te vertrekken. We moeten Bregenz zien te verlaten en de fietsroute Bludenz – Bregenz zien te vinden, die wij uiteraard de in tegengestelde richting rijden. We volgen een sterk gekanaliseerde rivier die de Rijn blijkt te zijn en tevens de grens vormt tussen Zwitserland en Oostenrijk. Dorpen die we kruisen zijn Hard, Lustenau en Mäder totdat we de afslag Feldkirch tegenkomen. In Feldkirch doet Bello de eerste keer ouderwets van zich spreken door op een vol terras een eigen zitgelenheid te bouwen met geleende banken en tafels. De plek is prachtig, de bediening voor onze verdiende koffie en gebak wat traag. Vanaf Feldkirch gaan we het dal van de rivier de Ill in; deze rivier zullen wij blijven volgen tot dicht bij haar oorsprong, de Silvretta Stausee aan de Bielerhöhe op 2032 m. Via Frastanz, Nenzing en Bludenz blijven de Ill volgen over fietspaden. De rivier stroomt woest, mooi om langs te rijden. Na Bludenz bij Partenen wordt het dal smaller en met enig zoekwerk weet Bello de kleine autovrije weggetjes en fietspaden te vinden. Deze zijn niet steeds verhard en slingeren zowel in het horizontale vlak als in het vertikale vlak. Bello zou Bello niet zijn als er niet behoorlijk doorgereden zou worden. We passeren St. Anton i. Montafon, Schruns, St. Gallenkirch, Gortipohl, Gaschurn en ten slotte Partenen. Partenen is een klein dorp aan de voet van de klim die ons te wachten staat. In het dorp wordt een mooi pleintje gevonden om ons te goed te doen aan de 1e lunch van Wim. De ingrediënten, als kaas, ham, brood, yoghurt, bananen, appels, sappen enz. zijn prima, echter de kwantiteit is niet opgewassen tegen de gretigheid van bergetapperijders. Wim krijgt te horen dat wanneer hij denk dat zijn winkelwagen voldoende gevuld is, hij er nog een keer eenzelfde portie bij moet nemen. Wim heeft de overige dagen blijk gegeven, dit goed te hebben begrepen. Na de lunch begint de klimpartij van bijna 1000 hoogtemeters en 30 haarspeldbochten. De weg stijgt geweldig en de bochten liggen prachtig. Dit vinden vele bezitters van exclusieve sportauto’s en SUV’s ook: de helft blijkt hier in het weekend zijn auto uit te laten. Verschillende auto’s worden op weg naar boven wel drie keer stijgend en dalend gespot. Rijck heeft hier duidelijk geen last van en gaat onnavolgbaar naar boven. Coen volgt. Het is prachtig en het motiveert me om ook stevig door te fietsen. Lang gaat dit goed, echter een 200 a 300 m onder de top houd het op en komen Wiebe en Ferry sterk voorbij, terwijl ik een mueslireep sta te knagen. Toch maar weer door. Boven in de uitspanning aan de Silvretta Stausee vullen we vocht aan met koffie en water. Frank en Rocus komen boven en tenslotte ook Arne. Hij ziet er niet florissant uit en heeft zijn lunch enkele keren kunnen herkouwen. Maar hij is boven en zal volharden. Fred heeft ter hoogte van het eerste stuwmeer, Vermunt Stausee, last van kramp gekregen en kwam niet meer op gang. Samen met Wim arriveert hij in de bus. Er zijn meer sprotievelingen: de Engelse Olympische roeiploeg houdt hier zijn hoogte stage als voorbereiding op Peking. Dag 1 is bijna gereden. Wat rest is een prachtige afdaling, waar we stevig in de remmen moeten voor de kudden koeien die ook het asfalt prefereren boven het keienpad en de grzige weiden. Om ons verblijf Gasthof Zeisjoch op, ja, Zeinisjoch te bereiken, slaan we voor Galtür linksaf en stijgen nog een kleine 300 m. Voor het verblijf is een mooi heiligdommetje opgetrokken, dat plaats biedt aan Maria. ’s Avonds blijkt het verlicht, wij weten ons goed beschermd. Eenmaal op het heerlijke balkon van het verblijf, blijken Coen en Rijck een eigen route te exploreren. Na wat telefoonverkeer en aardig wat extra hoogtemeters sluiten zij ook aan. Dag 2, zondag 6 juli 2008 Slapen op Zeinisjoch (1842 m) is een belevenis. Het is stil, de omgeving is prachtig, buiten twee andere huizen geen bebouwing. Natuurlijk zijn we wel vroeg: de eigenaresse is bereid een half uur eerder uit de veren te komen om ons ontbijt om 07:00u gereed te hebben. Dit is ook nodig want Ferry verwacht slecht weer. Uitgebreid buffet uiteraard en we mogen zelf onze lunchpaketten samenstellen. Na het nodige stel- en pompwerk gaan we op pad richting Galthür. Het eerste stukje is een spectaculaire afdaling, die Rijck en Coen de avond tevoren ook al reden. Zij het onbedoeld, zij moesten ook weer omhoog om op Zeinisjoch aan te komen. Vanaf Galthür daalt de weg verder langs Ischgl en Kappl naar Landeck (816). De afdaling is lang, zo’n 40 km, Bello rijdt als een treintje; het gaat niet zeer hard. In Landeck kiezen we het dal van de Inn, dat we bij de afslag Fliess weer verlaten om de Pillerhöhe (1558 m) te bestijgen. Een niet te lange, maar steile klim met een gemiddeld stijgingspercentage van meer dan 10% en maxima van 17%. Boven wordt er verzameld en is er een prachtig uitzicht over het dal en de weg waarop we ons omhoog hebben gezwoegd. De afdaling naar Piller is heerlijk snel door de bossen, via Wenns naar Arzl. Ik denk dat het dit dropje was waar we uitgebreid koffie hebben gedronken en waar we lucht boven het Oetz dal hebben zien betrekken. Er volgt een tocht door dorpjes Arzl-Ried, Oberleins en Wald. Roppen en Sautens volgen. We raken verdeeld in twee groepen en volgen om de grote weg te vermijden fietspaden waar ik minder enthousiast over ben. De regen is ingezet en de jasjes zijn aan. Na telefooncontact weten we ons in Oetz te verenigen. Terwijl dit gebeurt ontstaat er wat tumult op de weg: motoren met zaailicht vegen de weg schoon. Een groep jongere, en vooral aanzienlijk beter getrainde, collega’s raast voorbij. Enigszins gefrustreerd en aangezet tot dadendrang kiest Bello niet de hoofdrijweg, doch een tractorpad. Dit gaat inderdaad niet lang goed. Met onze schoenplaatsjes prikkend in het grastalud klimmen we naar de weg en komen terecht in de langzamere groepjes renners, die de TransAlp blijken te fietsen. Natuurlijk volgen er pogingen om deze mannen te volgen. Mooie hoop voor ons allen? Niet voor Coen: hij pikt aan en treft het niveau waar hij op presteert. Die zien wij voor Sölden niet meer terug. Tussen Oetz en Sölden is het overwegend vals plat en moeten er een drietal terassen worden beklommen. De eerste net na Oetz, vervolgens bij Umhausen en tensloote bij Längenfeld. Wij doen ons best terwijl jongetjes met ongehoord zware verzetten, zonder mouwtjes, zonder jasjes ons links voorbij gaan. Lang gaat het voor mij redelijk in een groepje met Arne en Ferry, maar op een goed moment moet ik toch lossen tegen de wind in. Vlak voor Sölden is er een wegwijzer die mij naar links stuurt, naar beneden langs de rivier. Ik besluit toch maar eens de weg te vragen. Er wordt mij duidelijk gemaakt dat ik verkeerd zit en de weg terug omhoog kan nemen en de hoofdweg moet volgen. Terug op de hoofdweg tref ik gelukkig Frank, hij praat me een groepje in naar het dorp. Voor de TransAlp rijders is er een finishboogje opgericht; een drukte van belang. Voor Bello blijkt er nog een venijnige klim naar het Hotel te zijn. Met knarsende kettingen klimmen we steil uit het dal, naar het prima Alpengasthof Grüner, dat ik schat, een 150 a 200 m hoger ligt. Een uurtje later worden de balkonnetjes van Grüner, buiten de Geraniums, opgevrolijkt door de kleurige gewassen en druipende plunje van Bello. Of de overburen ook gecharmeerd zijn van de apenkonten in onze broeken kan ik niet zeggen. Dag 3, maandag 7 juli 2008 Twee passen op het programma vandaag: eerst de Timmelsjoch (2491 m) of de Passo del Rombo en vervolgens de Jaufenpass (2094 m) of de Passo di Monte Giovo. Tweetalig? Ja, de Timmelsjoch vormt tevens de Oostenrijks – Italiaanse grens en we rijden het Duitstalige deel van Italië binnen. Natuurlijk hebben we gisteravond onze knarsende kettingen opgeknapt, echter of we lang en veel profijt van zullen hebben is de vraag. Het regent wanneer we op de fiets stappen om naar Sölden af te dalen. De combinatie van regen, steile weg en bochten levert Rocus helaas een valpartij op. Met enkele schaafwonden komt hij er redelijk vanaf en kan de dag gelukkig meerijden. Beneden in Sölden blijken de Transalp rijders hetzelfde vertrek tijdstip te hebben gekozen als wij. Een lang lint kleurige fietsers in regenjasjes komt over de hoofdweg in de richting die ook wij zullen nemen. We besluiten niet midden in de groep in te vallen en even te wachten. Tot mijn plezier zie ik behoorlijk wat mederugzakkers. Soms ga je aan je uitrusting twijfelen. Ongeduldig als Bello altijd is voegen we toch in in het Transalp peloton. Het gaat direct omhoog om Sölden uit te komen en even later volgt bij Zwieselstein nog een fors klimmetje prachtig door de bossen. De totale stijging naar Timmelsjoch bedraagt ‘slechts’ 1100 m, aangezien we gisteren reeds een en ander hebben geklommen. De Jaufenpass biedt ons 1400 m klimmen, ondanks dat de top 400 m lager ligt. Vanaf Zwieslestein valt Bello verder uit elkaar in de grote groep rijders. Ik ervaar een behoorlijke sensatie om met zoveel renners te stijgen, vrijwel ongehinderd door ander verkeer. Het rijdt heerlijk, het weer deert niet en voegt zelfs wel toe aan de sfeer en ‘heroiek’. De haarspelbochten beginnen na Untergurgl waar het steil en mooi omhoog gaat naar Hochgurgl. De ontwerper van de pas heeft zich hier vergist, of misschien was het echt niet anders mogelijk maar hier volgt een afdaling naar Windegg waar na een scherpe de Timmelbach wordt overgestoken. Ondanks de regen toch maar flink vaart maken en hiervan genieten. Op dit punt en met name direct na de bocht is het zicht op de komende kilometers fantastisch: de weg ligt langgerekt tussen de steile flanken ingeklemd en is volledig en veelkleurig bezet met honderden fietsers. Dit is heerlijk. De omgeving laat geen bomen meer zien en met het vorderen van de hoogtemeters verdwijnt ook de laatste begroeiing. Onder de top liggen weer een aantal haarspeldbochten. Het kaartje onder mijn klemmetje verklapt helaas niet hoeveel het er precies zijn. Misschien zijn er wel aanwijzingen in de berm geweest. Het klimmen gaat steeds lekkerder en harder: vele Transalprijders en enkele Bello’s rijd ik voorbij en zo arriveer ik tegelijk met Rijck op de col. Het is er een enorme drukte, want er is een revitalering en iedereen bereidt zich voor op de afdaling. Bello zal hier herverzamelen. Spoedig meldt Wim zich met de Bello-bus. Bij de klim wordt hij beschouwt als deelnemer aan de Transalp en krijgt dus overal vrij doorgang of voorrang. Op de col voorzien we ons van wat droge en/of warmere kleren en drinken we uitgebreid koffie. Apfelstrudel ontbreekt niet,… en er is tijd om het te laten zakken, er volgt immers een afdaling van 30 km. De parkeerplaats op de col is zo goed als leeg en de Transalp is gepasseerd wanneer we aan de afdaling gaan beginnen. Buiten is het volkomen betrokken en het zicht is gedaald tot een meter of 30. Dit gecombineerd met de vele tunnels die de afdaling rijk is, is het tijd de verlichting in te schakelen. Vooral om gezien te worden. Wat onwennig en voorzichtig wordt de afdaling gestart. Van de omgeving is helaas niets te zien. Tegen verwachting zijn de tunnels goed gemarkeerd met LED-verlichting langs de randen. Naarmate we lager komen neemt het zicht en daarmee onze snelheid toe. Beneden in San Leonardo in Passiria wordt er gehergroepeerd. Echter niet voor lang, of toch weer even wel? Enigszins chaotisch wordt er gestopt en gestart, gaan er jasjes aan en uit en verdwijnen er bananen naar binnen. Direct begint de klim met haarspeldbochten en na enige kilometers zullen we in Valtina na grofweg 600 hoogtemeters lunchen. Deze lunch nuttigen we snel en staand, terwijl het wel even droog is. Het weer betrekt verder en versnipperd wordt er aan het vervolg van de klim begonnen. Richting top wordt het bijna donker. Frank, Coen en Ferry zijn reeds boven in de hut op de Jaufenpass als Rijck en ik arriveren. Rijck besluit direct door te rijden en de anderen volgen enkele minuten later. Dit blijkt een goed besluit: de overige Bello’s, Rocus, Wiebe, Arne, Fred komen later aan op de col en worden gedwongen door onweer, wind en regen de afdaling naar ons doel, Vipiteno, in de bus te maken. In de afdaling rijden Coen en ik samen, met verlichting, de ongeveer 1150 hoogtemeters naar beneden. Helaas weer geen zicht over het dal, maar het is een van de spectaculairste afdalingen van onze tocht. De regen lijken we niet te merken, snelle bochten, volle vaart over onverwacht slechte stukken asfalt en vervaarlijk remmen voor plotseling inhoudende auto’s en motoren. Vrijwel beneden neemt de regen nog in hevigheid toe. Vipiteno, Sterzing in het Duits, ligt werkelijk aan de voet van de Jaufenpass en de weg naar hotel Mondschein is nog slechts een enkele kilometer. Wanneer de bus met de ongelukkigen die voor het weer moesten buigen arriveert, zijn daar ook de droge kleren en wacht er een prima douche om weer op te knappen. Rustdag, dinsdag 8 juli 2008 Hotel Mondschein is een hotel van vandaag en dus opgetrokken uit beton. De trap naar de eetzaal kent wat ronde boogjes en eenmaal in de eetzaal waan je je in een klassiek gebouw. De eetzaal is hoog en is van hout. Dat wil zeggen is met hout bekleed. De enorme directeur eet zelf mee en lijkt vooral succesvol in het vinden van groepen oudere gasten. Overigens is alles dik in orde. Na het ontbijt worden de zacht bruin uitgeslagen kettingen en vervuilde frames opgeknapt. Steeds een mooi beeld wanneer alle Bello’s de fiets vertroetelen. Gefietst wordt er vandaag niet. Dit in tegenstelling tot vorig jaar, waar nog korte ritjes werden ondernomen. De goed uitgeruste winkelstraat van Vipiteno blijkt later ideaal voor een koffie in de zon, speciale broodjes voor de lunch en voor de inkoop van verrassingen voor het thuisfront. Arne is blij een apotheek te vinden, waar hij de grootverpakking Norit en andere middelen kan inslaan. Verder wordt er veel gewassen, wat geluierd en gelezen. Rustdag kortom. Dag 4, woensdag 9 juli 2008 (Frank) Na de rustdag, “in de film van Fellini”, staat er weer en flinke rit op het programma. Passo de Pennes en Passo Costalunga, de tocht van Vipiteno naar Moena Na een goed ontbijt in de “refter” van hotel Mondschein, om 8.00.u. vertrokken we met bijna direct bergop 1270 hoogtemeters naar Passo de Pennes. Een mooie klim van 17 km, eerst parallel aan de Brenner maar later buigen we af naar het westen. Op de top ruim koffie en gebak. We kwamen een voor een boven (2215m1), met Arne als laatste in de bezemwagen, hij was nog niet bekomen van de maag- en darmklachten. Daarna de afdaling richting Sarentino en naar Bolzano toe, 1950 m afdalen, dit kon natuurlijk niet ongestraft blijven. Direct hierna eerst wat tunneltjes en oude paswegen (de Eggenslucht) en direct daarna Passo Costalunga, een zware klim welke standaard in de Giro zit. Aangezien ik hier lek reed en met een reservewiel verder moest gaan, zie je dat de laatste 25 km niet in bovenstaande tabel staat geregistreerd. Op de Passo zaten we midden in de Dolomieten, woeste roodachtige bergtoppen. Hierna volgt de mooie afdaling naar Moena, waar we in hotel Belvedere aanlandden. Hier kwamen we echt in Italie, we hebben Sud Tirol verlaten. We worden goed verzorgd door zeer smaakvolle gerechten uit de echte Italiaanse keuken en Rijck voelt zich vereerd door de perfecte bediening. Dag 5, donderdag 10 juli 2008, De Koninginnerit* (Rocus) De nachtrust is niet door iedereen als zodanig beleefd. De drukke weg voor het hotel schijnt enkele fietsers flink dwars gezeten te hebben. Het ontbijt is goed, lekker brood, ook voor onderweg. Is ook hard nodig want vandaag staat op het programma: Passo San Pellegrino (hoogte 1918 meter), Passo Aurine (1299), Passo Cereda (1369), Passo Gobbera (988) en tot slot de Passo Brocon (1616), bekend van de Giro. Ruim 3000 hoogtemeters, af te leggen in 131 kilometer. We rijden nog geen 2 kilometer naar beneden als we al op de klim naar Pellegrino zitten. Met veel zin begint iedereen aan de klim, ieder op zijn plekje in de pikorde. Boven gekomen staat Ferry te prutsen aan zijn wiel. Een kapotte spaak! Gelukkig is er een reservewiel zodat hij weer snel door kan. Met zijn achten (waar is Arne?) dalen we af. Na 28 kilometer rijden we Agordo binnen, een prachtig Italiaans plaatsje met een grote kerk en dito plein. Het tweede café staat ons aan zodat we op het terras plaatsnemen waarna Maarten op zoek gaat naar taart. Een mooie appeltaart wordt gevonden, met 2 bakjes slagroom toegevoegd! Heerlijk voor bij de Latte Maggiato. Arne meldt zich vervolgens op het plein. Blijkt boven iedereen netjes voorgelaten te hebben en in alle rust en concentratie te zijn afgedaald. Het dagelijkse telefoontje met het hotel veroorzaakt de nodige onrust, het hotel weet van geen reservering! Rijck weet het gelukkig toch te regelen. Zegt ie, want niemand heeft van het geheel in het Italiaans plaatsgevonden gesprek maar één woord begrepen. Alle spullen in de auto, lekker temperatuurtje, op naar de dubbele klim: eerst de Aurine, daarna de Cereda. Voor de tweede keer deze dag sluit ik me bij Wiebe aan en gezamenlijk rijden we naar boven. Er zijn wel wat wolken, maar we hebben geen idee waar op de Aurine de grote druppels regen vandaan komen. Gelukkig zijn het slechts enkele honderden druppels. Later blijkt iedereen deze ervaring te hebben gehad, door de wind meegewaaid? Wij rijden lekker door en behalen de top. Op de top van de Cereda zit in een groot gebouw een schoolkamp, onder leiding van de monseigneur, in vol ornaat. Wim heeft een mooi beschutte plek gevonden en als wij aankomen is iedereen al druk aan het eten. De jeugd en de begeleiding komt regelmatig naar het rare clubje kijken. We kunnen in alle rust het brood en het fruit wegwerken. Gezamenlijk pakken we de afdaling en rijden we door een prachtig dal met toeristisch aantrekkelijke dorpjes en stadjes. In Imer moeten we de weg rechtsaf vinden voor de Brocon, een beul uit de Giro. Eerst even de Gobbera, 350 hoogtemeters, daarna 230 meter omlaag –heerlijk- om tenslotte weer 850 hoogtemeters te pakken. Eén stukje vinden de Italianen zelf ook wel wat stijl, dus zetten ze er een bord 15% stijging er bij. Wiebe en ik vinden elkaar weer, zodat we in een lekkere cadans samen naar boven rijden. Op een gegeven moment rijdt de bus voorbij met 2 man op de bijrijderstoel. Ik ben dus ineens de hekkensluiter. Eindelijk boven worden we door 8 man, aangevuld met een forse clubs Nederlandse wandelaars met luid gejuich binnen gehaald: geeft een lekker gevoel! Het Brocon-café is een echte fietstent, vol met nostalgische foto’s uit de oude Girodagen. Wiebe en ik gooien een cola en een “Latte” (inderdaad, alleen melk, foutje) naar binnen, dit voor de finale: 18 kilometer dalen en 6 kilometer zoeken naar Bieno. De afdaling gaat zoals alle afdelingen: zeer rap. Daarna volgt een heuvelachtige weg alsmaar rechtdoor, zodat de benen nog een keer worden getest. Bieno blijkt (achteraf) makkelijk te vinden waarna we ons melden bij een knusse Albergo. Vader en twee stralende dochters ontvangen ons. De fietsen in het trappenhuis van een naastgelegen appartementsgebouw, de meesten weggestopt op de vierde verdieping. Een degelijke en gezellige tent, met lekker bier. Het avondeten is boven verwachting, een pasta vooraf, waarna in schalen het vlees, de groente, aardappels en iets vegetarisch met uiteraard funghi –maar wel ontzettend lekker- op tafel wordt gezet. Ouderwets bunkeren en ook nog twee speeches. Wiebe dankt Wim voor zijn voortreffelijke bijdrage als chauffeur, fotograaf, inkoper, aanmoediger, jasjes-aanpakker, jasjes-gever etc. Hierop aansluitend dankt Maarten de organisatoren Coen, Ferry en Wiebe voor hun inspanningen om de Zomertour zo goed voorbereid en tot en met Bieno zo perfect uitgevoerd te hebben. Iets stoffelijks wordt daarbij aan alle vier uitgereikt. Na een wandelingetje door het dorp en een ijsje rolt een ieder tevreden in het soms wat smalle doch knusse tweepersoonsbed. • De koninginnerit is de officieuze benaming voor de zwaarste etappe in een meerdaagse wielerkoers. Koninginnerit is een vertaling van het Franse “etape de la reine”. Deze benaming is terug te leiden tot de middeleeuwen. Als een koningin op reis ging en onderweg ergens moest overnachten werd gesproken over de “etape de la reine”. De reizen waarbij overnacht moest worden waren vaak lang en zwaar. Nu zijn er nog hotels of huizen met de naam “etape de la reine”, vaak heeft er dan een koningin overnacht. Voor de 2e Wereldoorlog zijn Franse wielerjournalisten de reizen van de koninginnen gaan vergelijken met de heroïsche etappes door de Alpen en Pyreneeën en zo ontstond de naam “Koninginnerit”. Dag 6, vrijdag 11 juli 2008 (Fred) “Dit doe ik nooit meer”, is mijn huidige overtuiging. Hoe stond ik er die laatste vrijdag voor? Wat dacht ik toen, en wat beleefde ik die dag en wat beleefden wellicht wij allemaal? Vrijdagochtend, de dag erna. Donderdag was de Koninginnerit van de tocht: vier cols en zo’n 3 0 0 0 Hoogtemeters. Ik kan het woord niet meer horen. Zelf heb ik de laatste twee cols niet op de fiets meegemaakt, ik was assistent ploegleider. Ook op deze laatste dag zijn we weer vroeg uit bed, want het is tenslotte vakantie. Zeven uur aan het ontbijt. Daarna het laden van de bus; het bekende gepruts aan de fietsen. Het lijkt erop dat de groep iets minder melancholisch is als vorig jaar, of is di projectie? Het moet een mooie dag worden met nog één serieuze veelbelovende berg: La Monte Grappa. De alcoholici onder ons dromen al over het locale poesje bij de koffie. Alle fietsprutsers zijn zich niet bewust van het regelwerk van onze CFO. Hij toont weldra zich gereed voor de tocht en is zeer opgewekt over de lage hotelrekening. Ongegeneerd vertelt hij, dat hij de eeuwige charmes van één van de dochters heeft gekocht met een tip van €20, – . Allen zijn we het er over eens dat het wel heel erg vriendelijke mensen waren. Wat fijn dat Wiebe deze ochtend zijn verdriet over het verlies van zijn dierbare bezit even kan vergeten. Want het moet gezegd: niemand van ons heeft enig medeleven getoond, noch kunnen tonen. Dat, terwijl als je goed had opgelet hij er toch diverse malen de afgelopen week aan heeft gerefereerd. Zijn wij zo harteloos of is de harde werkelijkheid dat wij zijn verdriet om toch maar zo’n onooglijk tafeltje gewoon niet kunnen bevatten. Allemaal opgewekt op de fiets en samen met, de deze week volgzame, Wim vertrekken we. (Toch nog een keer Wilma doorgeven dat Wim volgzaam kan zijn.) Direct weer bergop natuurlijk. We fietsen door glooiend landschap met afwisselend stijgingspercentage. Ook dit keer kunnen we een tunnel vermijden en rijden we parallel over een mooie stille weg. De groep valt zoals gewoonlijk uiteen. Het lijkt erop dat dit keer de top onduidelijk is en iedereen stort zich individueel ongecoördineerd zonder nadere afspraken naar beneden. Tijdens de afdaling rijden we door adembenemend landschap. Heerlijke stille omgeving, genieten. Gedachten over: Hier moet ik terugkomen schieten door het hoofd. Op een of andere miraculeuze wijze neemt iedereen de goede afslagen en zo staan we dan aan de voet collectief kort stil om daarna En Group een aantal vlakke kilometers te rijden. Het lijken wel de eerste en enige vlakke kilometers van deze week. Aan de voet van de Monte Grappa wordt moeizaam één gezamenlijke plek gevonden om onze helmen aan Wim te geven en nog een banaantje te scoren, maar het lukt. Monte Grappa blijkt onweerstaanbare aantrekkingskracht op de groep uit te oefenen. De onrust, het ongeduld en de klimkriebels gieren kennelijk door de Bellofietsers. Weer ongecoördineerd, soms nog nageroepen door anderen om nog even te wachten, wordt aan de klim, die 500 m verder opdoemt, begonnen. Bello klimt goed gemutst (=gebuffed), maar gefragmenteerd naar boven. Achterin is de ordening na enkele kilometers hersteld. Arne haalt Fred in en jaagt achter Wiebe en Rocus aan. Dan ontrolt zich voor ieder onder ons een beklimming die alles in zich heeft. Waar we meenden een helling op te gaan toonde de Grappa zich als een complete tour binnen de tour. Alles heeft en geeft de Grappa ons: serpentines, rechte steile stukken, bos, open terrein, brede wegen, heel smalle wegen en goed en slecht wegdek. In prachtig weer en prachtige natuur fietsen we over heerlijk stille wegen (op een enkele rallyrijdende zwaar met boomstammen beladen, vrachtwagen na). Het moreel wordt aangesproken als ieder op een duidelijke col met restaurants hoopvol denkt: “ben ik er al?”, maar dat dan de bewegwijzering nog 11 km aangeeft. Ook wordt ons onderweg tweemaal een deel van de zwaar bevochten hoogtemeters weer afgenomen. Nooit is afdalen vervelend maar wel in een klim. Kortom een fascinerende klim naar Monte del Grappa!. Mijn assistent-ploegleidersmiddag heeft mij goed gedaan. Ik geniet van de klim. Voor het eerst deze week haal ik één van onze groep in. Ik put er klimenthousiasme uit. Maar eigenlijk is het een schande om je op te trekken aan het voorbij rijden van een van ziekte herstellende medefietser. Arne is zijn koorts en rillingen wel kwijt, maar nog is natuurlijk nog niet op oorlogssterkte voor een berg als deze. Naar mijn gevoel dit keer niet heel veel later dan de anderen bereik ik de col de Grappa met een rustende groep Bello. Als ik arriveer rijdt de bus mij tegemoet; Wim heeft op de Monte del Grappa gekeken en enkele foto’s genomen. Maarten arriveert niet veel later uit de zelfde richting. “Als het roadbook aangeeft dat we de Monte Grappa opgaan dan ga je die ook op”, zijn zijn woorden. Hij is de enige. De reserves zijn kennelijk op bij alle anderen, we volstaan met de col. Na voor mij weer een korte stop -Wim heeft inmiddels Arne van de berg gered- en met de jasjes dicht rijden we naar beneden. Ook hier prachtige natuur èn stijgende temperaturen. Ongeveer op de helft van de lange afdaling komt een muur van warmte op ons af. We rijden duidelijk het laagland in met hoge temperaturen. Waar Arne vorig jaar ons waarschuwde voor snelheidsovertredingen is het ditmaal zeker raak geweest. Velen van ons hebben ongetwijfeld 10 tot 20 km te hard gereden in de 50 km zone. Op een natuurlijk einde van de afdaling vinden we een terras onder een grote kastanjeboom. Koffie met broodjes en zoute stengels, croissants. De groep gaat op pad voor de laatste laagland kilometers. De reisleider heeft een traject uit gestippeld dat ons langs mooie natuur richting ons douchehotel in Vicenza zal brengen. Maar nu gaat het mis. Of moet ik zeggen: ‘De cirkel sluit zich’? Daar waar op de eerste dag de groep al een beetje uiteenviel in drie subgroepen, is dit vandaag niet meer te stuiten. De reisleider, een believer in kaartlezen, verliest in de eerste wat onzeker gekozen kilometers het rotsvaste vertrouwen van de groep. Hierbij moet worden aangetekend dat rotsvast vertrouwen en het daarna ook handelen, al diverse malen geen echt aanwezige eigenschap is gebleken van deze pseudo-groep individuen. Als dan daarna ook nog een groot aantal kilometers in druk verkeer moet worden afgelegd èn in de hitte, dan stapelt zich dit op de diep in ons allen ingedaalde vermoeidheid, en als dan ook nog door de reisleider wordt toegestaan dat de onvermoeibare Maarten –ongetwijfeld uit goede bedoelingen- de kop overneemt en daardoor de snelheid eerder stijgt dan afneemt (de gevoelssnelheid stijgt met zeker 20%) dan ontstaat iets ingrijpends. De modernisten binnen de groep, die vertrouwen op de blindengeleidehond Garmin, geven enkele malen aan dat de andere kant uit, meer rechtstreeks is en meer geschikt als fietsroute. Na enkele overwinningen van de kaartlezers in dezen, wordt het de aanhangers van Garretje te machtig, die ene foute afslag te veel zullen zij niet meemaken. Luid wordt de kaarlezende subgroep achter de reisleider geattendeerd op hun dwaling. Maar niets mag baten men rijdt en dwaalt door. De groep lijkt nu definitief uiteengevallen. De derde subroep, namelijk de ‘plaatsnaam-lijstjes-richtingaanwijzer-lezers’ hebben definitief hun stem en positie verloren, zij vormen deze dag de zwijgende (meerder)minderheid . Na een kwartier wordt de groep Garmin ingehaald door de nog niet vermoeide knecht, Frank. Hij brengt ons het bericht van de reisleider dat we moeten wachten. Ingewikkelde discussies en groepsprocessen zijn hierna zichtbaar binnen de totale groep, maar uiteindelijk gaan we collectief op pad en blijven dat, voor de eerste maal deze week. Blindengeleidehond Garmin brengt ons feilloos voor de ingang van het hotel. Allen drinken we gebroederlijk een glas en kijken vermoeid voldaan voor ons uit; dit was het dus. Nog eenmaal moeten we ons als groep gedragen en dat gaat wonderwel. Met vereende bijdragen wordt de bus de binnenplaats binnen geloodst. Tassen worden gerangschikt, fietsen worden in de bus gemonteerd. Er wordt routineus serie-gedoucht en daarna de stad bezichtigd. We kiezen een restaurant en dineren later onder de afgeknepen blikken van de bediening. Dit keer reken ik erop dat de CFO geen fooi geeft bij de afrekening. De hitte binnen doet ons besluiten elders koffie te gaan drinken. We vinden na enige omzwervingen het terras van de huwelijksmarkt in Vicenza en strijken daar neer. De charmante bediening leent zich graag voor enkele foto’s die de fotograaf met groot gemak financieel gewin moet kunnen opleveren. Het slachtoffer ontkent dit overigens ten stelligste. Als iedereen terug is in het hotel, wordt het stil; wachten op het tijdstip van het vertrek van de trein. We zullen elkaar nog zien in Bregenz dus afscheid wordt niet genomen, alleen van Rocus en Coen zij rijden de bus. In relatieve stilte lopen we naar het station en de trein, die deze dag voor ons nog enkele verrassingen in petto heeft. We worden getrakteerd op veel stilstaan. Evenals bij de NS is de reizigersinformatie ook hier onderontwikkeld. Onaangekondigd wordt daarna de saunakachel aangezet. De temperaturen in de trein stijgen tot ver boven het aangename, en dat zonder douche of dompelbad. Zo gaan we extra vermoeid de nacht in. De vakantie is nog niet of wel ten einde? Het is onduidelijk. Misschien moet gewacht worden tot de jaarvergadering om deze vakantie echt af te sluiten. Laatste dag, zaterdag 12 juli 2008 Na een korte slaap worden we gewekt voor onze overstap en worden we vergast op een ontbijtpakket met koffie/thee. Het pakket maakt ons niet gelukkig, de koffie/thee kan ons wel bekoren. We rijden verder in een trein met normale stoelen. Het slapen lukt marginaal, maar wanneer het licht wordt is het gezicht het berglandschap erg mooi. In de bochten is het einde van de trein te zien in een typisch modelbouwlandschap, maar dan echt. In Bregenz is men aan ’t ontwaken, de bakker heeft zijn best reeds gedaan, zoals we op onze wandeling naar Gasthof Lamm kunnen ruiken en proeven. Gasthof Lamm doet weer vertrouwd aan met de penetrante urine lucht op het terras. Kranig drinken we er koffie en wordt onze thermoskan voor onderweg voor een astronomisch bedrag gevuld met, overigens goede, koffie. De auto’s worden weer gepakt en gevuld met respectievelijk Fred, Rijck, Wim en Frank en Wiebe, Ferry, Arne en Maarten. We richten de auto naar het noorden en gaan de laatste etappe in. Er wordt flink gewisseld op de chauffeursplaats, want werkelijk wakker zijn we niet. We vragen ons af hoe Coen en Rocus het flikken in de bus. We kijken terug op een heerlijke sportieve week. We hebben fantastische cols gereden en genoten van de omgeving en de gezamenlijke inspanning. Ferry heeft het voor ons op een rijtje gezet: 713 km in 6 dagen, 14355 hoogtemeters in twaalf cols, vijfendertig en een halfuur gefietst, ofwel 20,1 km/u gemiddeld. De organisatie had het goed voor elkaar: veel dank aan Ferry, Coen en Wiebe. Wim, door en door bekend in de zorg, schikte zich razendsnel in zijn rol en was een bereikbaar en betrouwbaar baken onderweg. Hartelijk dank. Fred had het contact met Wim warm gemaakt. Voor herhaling vatbaar?