5e etappe
Woensdag 22 juni 2011
Na vier dagen zwaar fietsen (voor hoogte- en afstandmeters verwijs ik gemakshalve naar de verslagen van mijn voorgangers) was het wel eens tijd voor een rustdag, zo zou men denken. De organisatie was een andere mening toegedaan en had een rondje van 114,91 km gepland met als kleine aardigheid de Mont Ventoux vanaf Bédoin (de steilste kant). Niet iedereen was overtuigd van het ontspannen karakter van een dergelijke rit en daarom werd gisteravond besloten (lof voor de flexibiliteit van eerdergenoemde organisatie) om de route in te korten met ruim 50 km, uiteraard met handhaving van de Provençaalse Reus.
Die lag gisteren nog te glinsteren in het overvloedige zonlicht, maar vanochtend was hij omgeven door zwarte donderwolken en zag er daardoor nog dreigender uit. Het was aanzienlijk grijzer en kouder dan gisteren. Men was wat stilletjes, aan het ontbijt. Per taxibus vertrokken we naar Bédoin, de Bellobus was ons reeds voorgegaan met Coen, Harry en natuurlijk Wim, voorzien van fietsen en fietsbenodigdheden. Een enkeling had zeer royaal gevulde tassen meegenomen, wat van een vooruitziende blik getuigde; daarop kom ik nog terug.
De taxibusrit verliep zeer voorspoedig. De Bello’s bleven goed bij elkaar en van onderlinge competitie was geen sprake omdat iedereen even hard reed. Het weer leek mee te gaan vallen; eindelijk kon het fraaie landschap in alle rust worden opgenomen: heuvels, wijngaarden, kleine kerkjes op onwaarschijnlijke hoge rotsen. Het beviel ons zo goed, dat het voorstel werd gedaan om volgend jaar de hele tour op deze wijze af te leggen: de GBBT wordt dan de Grote Bello Bus Tour. Het thuisfront hoeft zo’n onbelangrijk detail overigens helemaal niet te weten. Zo ontspannen was de sfeer dat zich zelfs diepe filosofische gesprekken ontsponnen: over hoe de tijd, in de woorden van Arre, zich kan verdichten, inkrimpen of uitrekken, afhankelijk of je naar boven of naar beneden een berg befietst of de afstand per bus of per fiets aflegt. Per auto lijkt de afstand gek genoeg langer. Enzovoorts.
Aan deze gemoedelijke sfeer kwam een eind, toen we de Bellobus ontwaarden op een parkeerplaats en we ons realiseerden: er is geen ontkomen aan. Nadat alles was uitgepakt en klaargemaakt stelden we ons op aan de startstreep voor een door Erik te maken groepsfoto. Hijzelf ontbrak daarop dus, maar met enig recht want hij reed vandaag niet mee. Verstandige dokter die hij is, had hij wegens een opkomende verkoudheid besloten vandaag in de bus te blijven en Wim gezelschap te houden.
Het gezelschap zette zich aanvankelijk rustig in beweging, behalve Harry die de voor gewone mensen onbereikbare doelstelling had om binnen 1.40 uur op de top te zijn. Harry was dus al heel snel uit zicht. Daarop volgden Arre en Rijck, die natuurlijk binnen niet al te lange tijd door Coen werden ingehaald. Coen uit zicht. Arre bleef eerst achter, maar kwam bij en haalde Rijck in, Arre uit zicht. Ondergetekende heeft verder alleen gefietst. Ergens achter hem, hoe ver is niet bekend, fietste het peloton, dat ook weer uiteenviel; Ruud moest met maagproblemen op zeker moment ook in de bus plaatsnemen. Wiebe fietste naar eigen zeggen ook alleen. En eenzaam en alleen is het op de flanken van de Ventoux. Het beruchte gedeelte door het bos is inderdaad lang, saai en steil. En toen begon het te regenen; het werd weer droog, daarna weer een bui, droog en daarna kwam het water in ijskoude stralen, voortgejaagd door de wind (Berg der Winden) op ons neer. We woeien bijna van de berg af. De meesten kwamen volledig verkleumd boven, vooral ook omdat zij er niet aan hadden gedacht om een regenjasje of warme kleding mee te nemen. Nu ja, er was wel over gedacht maar iemand – wie? – zei beneden dat het wel droog zou blijven, en al die kleding was alleen maar extra ballast. In het restaurant bleken warme chocola en koffie niet voldoende om ons te verwarmen. En toen was daar Arne. Die toverde uitermate laconiek het en na het andere kledingstuk uit zijn bagage en voorzag ons daarvan. De groep was hem dankbaar. Natte kledingstukken werden uitgetrokken en ingeruild voor droge en warme Heinemanniaanse. Nadat de hele groep compleet en warm was, zetten we ons aan de afdaling, ditmaal – hoge uitzondering – zonder Wiebe. Die bleek de bij zijn jaren behorende wijsheid te tonen door het voor gezien te houden na de beklimming. Ook Pieter vond het mooi geweest en heeft de afdaling beleefd tussen poetsdoeken, fietsonderdelen, natte kleding en dekens, in de donkere laadruimte van de bus. Een goed keuze? Hoe dan ook, gelukkig was de zon gaan schijnen en was het wegdek weer droog, zodat de rest zich voluit naar beneden kon storten, naar Malaucène, waar de lunch wachtte. Ditmaal niet bereid door Wim, maar genoten op een gezellig terras, dat toevalligerwijze niet ver naast een fietsenzaak lag. Dus even kijken. Assoskoeienkleding bleek niet te passen en een rood Italiaans carbon racemonster bleek ook niet de juiste maat te hebben, dus van aanschaf werd afgezien door de gebr. H, al scheelde het een maar een haar.
In de nu zinderende hitte reden we terug naar ons hotel, beetje stijgen en dalen nog, beetje aanzetten hier en daar, maar dat mocht allemaal geen naam meer hebben na de Berg, die in de woorden van Pieter “toch nog wel een hele puist’ was. Klokslag vier uur, nog niet vertoond tijdens deze tocht, waren we ter plaatse.
En Harry? Ach, die deed het in maar 1.31. Of zoiets.
Rijck, 22/6